top of page
iStock-487491992.jpg

VEEHOUDERIJ, TUIN- EN AKKERBOUW

lnd1
Veehouderij

 

De problemen in de Nederlandse veehouderij lossen we niet op met dezelfde denkwijze die de problemen veroorzaakt heeft. Splinter wil niet alleen maar roepen wat er verkeerd is zonder met concrete oplossingen te komen. Zowel voor boer en consument, als voor dieren en biodiversiteit.

​

De veehouderij is typisch een onderwerp waarin we van een politiek en emotioneel hoogoplopend debat, terug moeten naar een goed gesprek. Over wat we willen behouden, wat van echte waarde is in een land dat van oudsher de slager en de melkboer van de wereld heeft willen zijn. Niet alleen ten koste van dierenwelzijn, biodiversiteit, natuur en milieu. Maar ook ten koste van de boeren zelf. De overheid dient te erkennen dat het falend landbouwbeleid door de jaren heen heeft gezorgd voor de impasse en het onhoudbare systeem waarin de boeren zich nu bevinden. Het is niet de schuld van de boer.

​

Er wordt meer over boeren dan met boeren gesproken. De professionele lobbyorganisaties die feitelijk alleen de grootste cowboys vertegenwoordigen en zich agressief afzetten tegen iedere beweging richting natuurinclusieve veehouderij, kringlooplandbouw en sowieso alles wat ‘groen’ is, helpen daar ook niet bepaald aan mee. En als er al met de boeren gesproken wordt, dan gaat het over tegengestelde standpunten en tegengestelde belangen.

​

Splinter denkt dat er gesprekken gevoerd moeten worden op het niveau van waarden. Ook lokale waarden. Er moet veel meer waardering komen voor vakmanschap en kwaliteit. En meer aandacht voor de menselijke maat die totaal zoek is geraakt. Voor de problemen van familiebedrijven en voor boeren die ongewild vastzitten in een systeem van groter, efficiënter, goedkoper. De overheid moet beter luisteren en de boeren meenemen in de argumenten om iets wel of niet te doen. De overheid moet eerlijk zijn over de te nemen stappen. En als we dan eenmaal op de goede weg zitten, moet niet opeens een nieuw kabinet alle regelgeving en progressie gaan omgooien en dwarsbomen.

​

Ondernemers in het algemeen en boeren in het bijzonder, moeten kunnen rekenen op overheidsbeleid dat stabiel genoeg is om een bedrijf op te bouwen en bestaanszekerheid te geven. De overheid mag niet lichtvaardig met die verantwoordelijkheid omgaan. Ieder kabinet heeft tot nu toe een houding gehad van pappen en nathouden, pleisters plakken en na de wisseling van de wacht is opeens iedereen vergeten wie verantwoordelijk was voor de rotzooi. En in plaats van de rotzooi op te ruimen, kwamen er iedere keer meer moeilijk handhaafbare regels en wetten bij, die niemand goed hebben gedaan. 

​

Het wordt tijd voor toekomstbestendig beleid waar iedereen op kan vertrouwen en waarbij veehouderij, duurzaamheid, natuur en dierenwelzijn niet meer als valse tegenstellingen worden gezien. Dit toekomstbestendige beleid wil Splinter maken met o.a. jonge boeren en hun generatiegenoten.

​

  • Splinter wil dat er een einde komt aan de bio-industrie, oftewel de intensieve veehouderij.

​

  • Boeren moeten niet iedere keer met totaal nieuw overheidsbeleid geconfronteerd worden: dit helpt de omschakeling naar een diervriendelijke, kleinschalige, natuurinclusieve landbouw en het draagvlak daarvoor niet. Splinter wil dat er, samen met de boeren en niet met de grote lobbyorganisaties, gewerkt wordt aan een drie kabinetsperiodes overstijgend 12-jarenplan om de veehouderij in Nederland toekomstbestendig, duurzaam, milieu- en diervriendelijk te maken.

​

  • Verduurzaming van de veehouderij is alleen mogelijk als de boer investeringen kan terugverdienen. Omschakelsubsidies naar een kleinschalige duurzame biologische kringlooplandbouw moeten langer worden doorgezet. Dit is nodig om boeren die over willen stappen op biologische, deze overstap succesvol te laten maken.

​

  • De landbouw en veeteelt moet los van de eventuele stikstofdoelstellingen 2030, duurzaam veranderd worden. Dit betekent niet alleen natuurinclusieve, biologische landbouw en veeteelt, maar ook het meer toepassen van innovaties, waardoor bijvoorbeeld minder grond nodig is voor landbouw of bepaalde gewassen ook bij lagere temperaturen in kassen geteeld kunnen worden. Zowel de overheid als de banken bieden voor dergelijke transities subsidies en investeringskredieten tegen gunstige voorwaarden om innovatie en transitie in de agrarische sector te versnellen, zonder dat de boeren in hun bestaanszekerheid of beroep bedreigd worden.
     

  • De bio-melkveehouder en de veehouder die werkt met Oudhollandse veerassen, worden als het aan Splinter ligt alsnog buiten het fosfaatrechtensysteem gehouden. De begrenzingsregeling werd begin 2018 ingevoerd om het mestoverschot te beteugelen, maar de biologische regels schrijven voor dat biologische boeren genoeg grond moeten hebben om de eigen mest op kwijt te kunnen. Dus zij dragen niet bij aan het mestoverschot.

​

  • Oudhollandse veerassen moeten behouden blijven. Lokale veerassen doen het goed op natuurgronden, ze kunnen goed tegen extremere weersomstandigheden en schralere leefomstandigheden. Ze zijn goed voor de biodiversiteit. Deze rassen zijn sterk en passen in extensieve, duurzame en multifunctionele landbouw. Zeldzame veerassen leveren zowel melk (of eieren, of wol) én vlees op: het zogenaamd “dubbel doel”. Het is aan de overheid om dit soort initiatieven te ondersteunen, als onderdeel van het Nederlands Cultureel Erfgoed, maar ook als steun in de rug voor dit soort unieke initiatieven.

​

  • De overheid zet een nieuwe agrarisch bank op, omdat de huidige banken boeren dwingen tot grootschaligheid, vaak tegen de wens van boeren in. Hoewel de Rabobank en Friesland Campina, waarbij het gros van de melkveehouders is aangesloten, bezig zijn met beloningsprogramma’s voor duurzame boeren, gebeurt dit toch maar mondjesmaat. De extra vergoeding is laag en de rentekorting beperkt tot nieuwe leningen. Boeren die willen omschakelen zijn juist geholpen bij een korting op bestaande leningen.

​

  • Overheidssteun aan onderdelen van de veehouderij die averechts werken worden afgeschaft. Subsidies op de onderdelen die wel bijdragen aan omschakeling naar een toekomstbestendige veehouderij worden behouden, totdat er succesvol omgeschakeld is.

​

  • De landbouwvrijstelling voor het niet hoeven betalen van belasting over de winst bij de verkoop van landbouwmiddelen verdwijnt. De afgelopen tien jaar heeft deze vrijstelling al meer dan 11 miljard euro aan misgelopen belastinginkomsten gekost en veroorzaakt het ongelijkheid voor iedereen die wel belasting over winst betaald.

​

  • Boeren dienen een eerlijke prijs voor een eerlijk product te krijgen. Nederland pleit in Europa voor het afschaffen van de Europese landbouwsubsidies, die naar de grootste en intensiefste bedrijven in Europa gaan. Daarbij becijferde de Algemene Rekenkamer dat twee derde van de Europese inkomenssteun voor Nederlandse boeren naar agrariërs gaat met een bovenmodaal inkomen. Er ontstaat daardoor oneerlijke concurrentie, overproductie en een gedwongen schaalvergroting. Stop ermee. Er kan veel beter geld besteed worden aan groene technologische ontwikkelingen en innovatieve bedrijven.

​

  • Ook boeren plukken de wrange vruchten van uitdroging van de bodem, het duizelingwekkende verlies aan biodiversiteit, en van uitputting van de bodem. De overheid moet er alles aan doen om het tij te keren. Natuurinclusieve veehouderij en het inzaaien van kruidenrijkgrasland wordt de norm.

​

  • De grondwaterstand wordt niet langer kunstmatig laag gehouden om de intensieve veehouderij met zware machines te faciliteren. Nederlandse natuur droogt uit, huizen verzakken: de grens is bereikt. De overheid moet boeren helpen om hun activiteiten op zo’n manier in te richten of aan te passen dat het past bij een natuurlijke grondwaterstand, en in het betreffende gebied het beste aansluit. De overheid stimuleert creatieve oplossingen en kennisdeling over welke gewassen in nattere grond kunnen gedijen.

​

  • Laten we het oplossend vermogen van de landbouw benutten. Via waterberging, energieproductie of de productie van biobased materialen kan de agrarische sector zich met andere sectoren verbinden en gezamenlijk nieuwe verdienmodellen opzetten. De agrarische sector wordt vaak als probleem gezien, maar voor veel ruimtelijke opgaven is de sector een onmisbaar onderdeel van oplossingen.

​

  • Gedwongen uitkoop van een boerenbedrijf mag alleen een uiterst redmiddel zijn op het moment dat deze echt niet mee wil werken aan een duurzame transitie en de uitstoot aantoonbaar te hoog is. De €25,- miljard die nu gereserveerd staat voor het al dan niet vrijwillig uitkopen van boerenbedrijven kan beter gebruikt worden voor het innoveren van de agrarische sector.
     

  • Kennis en innovaties op landbouwgebied worden ook gedeeld met ontwikkelingslanden zodat die ook op een duurzame manier beter in hun eigen bestaanszekerheid kunnen voorzien. Het delen van deze kennis en innovaties valt onder ontwikkelingssamenwerking en kan ook hieruit worden gefinancierd.
     

Tuin- en akkerbouw

 

  • Zowel de tuin- en akkerbouwsector als gezond eten voor de consument, worden gestimuleerd door de BTW op gezonde plantaardige producten, zoals groente en fruit, af te schaffen.

​

  • Oneerlijke concurrentie van producten uit het buitenland wordt tegengegaan door het systeem van ‘true pricing’: dit stimuleert innovatie in Nederland en het voorkomt het heen en weer slepen van producten over de hele wereld die voor een goede prijs in Nederland hadden kunnen worden verbouwd. Dit stimuleert innovatie in eigen land. Ook handelsverdragen die de positie van de Nederlandse tuinder of akkerbouwer verslechteren, worden niet aangegaan.

​

  • Verduurzaming van de tuin- en akkerbouw is alleen mogelijk als de boer investeringen kan terugverdienen. Omschakelen naar biologisch is steeds minder populair, doordat zowel vanuit de markt, als vanuit de overheid boeren te weinig perspectief geboden wordt om de omslag te maken. 

​

  • Omschakelsubsidies naar een kleinschalige duurzame biologische kringlooplandbouw moeten langer worden doorgezet. Dit is nodig om boeren die naar biologisch over willen schakelen, de overstap succesvol te laten maken.

​

  • Natuurinclusieve en duurzame tuin- en akkerbouw worden gestimuleerd. De overheid helpt tuinders en akkerbouwers om te schakelen naar bijvoorbeeld biologisch, permacultuur, agro-forestry, regeneratieve en agro-ecologische systemen.

​

  • De wildgroei aan keurmerken helpt de boer niet, maar ook zeker de consument niet. Dure keurmerken moeten kritisch geanalyseerd worden: kan het goedkoper en zijn bepaalde keurmerken wellicht misleidend? De Autoriteit Consument & Markt heeft onlangs aangegeven eindelijk te starten met de handhaving. Het ministerie van LNV moet erop toezien dat zowel boer als consument zich blauw betalen aan zinloze keurmerken. Het is ook niet gewenst dat boeren gemiddeld twee jaar moeten wachten voordat zij een biologisch keurmerk mogen gebruiken: dit moet korter kunnen. Zij moeten hierdoor de eerste jaren investeren zonder dat zij daar iets voor terugzien.

​

  • Splinter wil onderzoeken of het mogelijk is om de ‘open grond’-eis voor biologische tuin- en akkerbouw te schrappen, waardoor het goedkoper wordt om biologisch te verbouwen. Zo kunnen de hoeveelheid bemesting, de bewatering en de temperatuur beter gecontroleerd worden waardoor het proces per saldo duurzamer is dan in open grond. Het schrappen van de ‘open grond’-eis zou het voor meer boeren aantrekkelijk kunnen maken om over te stappen op biologische landbouw.

​

  • Nederland zet zich in Europa in voor de toelating van de plantveredelingstechniek Crispr-Cas, nu het Europees bureau voor Voedselveiligheid (EFSA) de techniek heeft goedgekeurd en de Nobelprijs voor scheikunde aan de Crispr-Cas-wetenschappers is uitgereikt. Dit is geen genetische modificatie waartegen veel weerstand bestaat bij bulkgewassen. Ook volgens Splinter kan Crispr-Cas een oplossing bieden voor het wereldvoedselprobleem, het verlies aan voedingswaarde van gewassen en het verbouwen van gewassen in klimatologisch ongunstige omstandigheden. Innovaties die we met de groeiende wereldbevolking en de dreigende klimaatverandering aan toekomstige generaties verplicht zijn serieus te onderzoeken. 

​

  • Het gifgebruik in de landbouw wordt teruggedrongen en natuurlijke vormen van gewasbescherming worden gestimuleerd.

 

Een duurzaam voedselsysteem, dicht bij de burger

 

  • Burgers zouden gestimuleerd moeten worden om meer te weten over hun eten. Waar en hoe het gemaakt wordt. Burgers die boeren streekproducten kopen in het lokale winkeltje in plaats van in de grote supermarkt, komen zo dichterbij de bron van hun voedsel. Streekproducten versterken de relatie tussen stad en platteland en stimuleren de bewustwording van gezond en lekker eten bij burgers. Splinter wil de veehouderij, tuin en akkerbouw vanuit de overheid ondersteunen met het opzetten van korte voedselketens. 

​

  • Knellende wet- en regelgeving voor streekproducten moet verder worden aangepakt. Er komt een aparte afdeling binnen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit waar boeren geholpen gaan worden om meer onafhankelijk te worden.

​

  • Consumenten stemmen dagelijks met hun portemonnee en hebben het recht om te weten waar en door wie hun product is geproduceerd en of daar een eerlijke prijs voor is betaald. Splinter pleit voor transparantie in de voedselketen en pleit voor een label voor Nederlandse producten waarbij de keten waar het onderdeel van uitmaakt, zichtbaar wordt van productie tot product in de supermarkt.

​

  • Stadslandbouw, voedselbossen en boerderijen met gedeeld eigenaarschap tussen boer en burger, worden vanuit de overheid gestimuleerd.

​

  • Multifunctionele landbouw, zoals zorgboerderijen en boerderijwinkels, wordt beter ondersteund.

  • Voedsellessen op scholen blijven en worden gestimuleerd met vouchers waarmee scholen hun lessen kunnen uitbreiden met praktijkervaringen zoals (moes)tuinieren, koken of boerderij-educatie op boerderijen met een duurzaam en diervriendelijk karakter.

​

  • De overheid stelt de eiwittransitie wat Splinter betreft ten dienste van de transitie naar een duurzaam en gezond voedselsysteem. Daarbij wordt niet uitgegaan van de productie van eiwitten voor veevoer, maar wordt ingezet op maatregelen aan de consumentenkant: in 2025 40% dierlijke eiwitten en 60% plantaardige eiwitten, in 2030 20% dierlijke eiwitten en 80% plantaardig.

​

Voor ‘Novel Foods’, voedingsmiddelen die vóór 15 mei 1997 niet in significante mate door de mens in de EU werden geconsumeerd, bestaat er een omslachtige toelatingsprocedure om te verzekeren dat consumptie veilig is voordat deze voedingsmiddelen op de markt komen. Voedselveiligheid is uiteraard heel belangrijk. Maar er worden zo veel bureaucratische drempels opgeworpen dat het heel moeilijk is voor een producent van een ‘Novel Food’ om goedgekeurd te worden. Het gaat om voedingsmiddelen zoals eetbare bloemen, kweekvlees, insecten en alternatieve plantaardige eiwitbronnen zoals algen. Voordat een Novel Food op de markt komt hebben er ongeveer 200 wetenschappers naar gekeken en de aanvullende vragenlijsten zorgen er uiteindelijk voor dat een groot deel van de aangedragen Novel Foods de eindstreep niet haalt. Gemiddeld duurt het 36 maanden. Voor een eiwittransitie naar meer duurzame en plantaardige voedingsmiddelen is innovatie onmisbaar en Novel Foods hebben we daar hard bij nodig. 

​

Splinter wil de toelatingsprocedures vereenvoudigen en bureaucratie verminderen, terwijl voedselveiligheid gewaarborgd blijft. Nederland moet Nederlandse bedrijven gaan helpen om door de toelatingsprocedures te komen en bedrijven die zich in Nederland willen vestigen en op een duurzame wijze Novel Foods produceren zijn welkom. De overheid stimuleert, ook financieel, genoemde innovaties op voedingsgebied.

​

  • Voedselverspilling wordt actief tegengegaan: de doorgeslagen regels voor houdbaarheidsdatums en uiterlijke kenmerken worden afgeschaft. Bij supermarkten worden ‘kneusjes’, zoals wortels met een kronkel en appels met niet-standaard formaten, actief gepromoot. Goed voedsel gooien we niet weg.

​

  • De maatschappelijke kosten worden doorberekend in de prijs van producten, óók van de producten die worden ingevoerd vanuit het buitenland. Dit zal de oneerlijke concurrentie tegengaan. De mogelijkheden voor een reële heffing op vlees, vis, zuivel en eieren wordt onderzocht. True pricing wordt de norm, waardoor de klimatologische voetafdruk in de prijs van vlees, vis, zuivel en eieren berekend wordt.

​

  • Vrijhandelsverdragen die zorgen voor oneerlijke concurrentie en het toelaten van producten op onze markt die zijn geproduceerd met lagere standaarden, worden niet gesloten.

lnd2
lnd3
bottom of page